In leven zijn – een kort verhaal

Kleine Aaron rent voor haar uit. De laatste reizigers uit de intercity naar Vlissingen duiken gehaast het trapgat in. Naast de rode trapleuning staat haar schoonvader te wachten, handen in de uitgescheurde zakken van zijn vale, blauwe jack. Aaron springt hem in de armen. ‘Opa, opa.’
‘Zo, grote jongen.’ Haar schoonvader tilt hem op, wil hem ver boven zijn hoofd zwaaien, maar zijn gebaar blijft steken in een halfslachtige poging ter hoogte van zijn borstbeen. Aaron hangt spartelend tegen hem aan.
Zijn grijze haar is weer dunner geworden, zijn ogen dieper weggezonken in de kassen, zijn dunne lippen in een onzekere grijns. Ongelooflijk hoe Edward steeds meer op zijn vader gaat lijken.
Ze vervloekt haar hoge hakken, die wiebelen op de ongelijke tegels van het perron, als ze langzaam naar hem toe wandelt. ‘Zo,’ zegt ze. ‘Daar zijn we dan.’
‘Daar ben je dan.’ Zijn baardige kus komt terecht op haar slaap.
‘Nog ergens een kopje koffie drinken?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Geen tijd.’
‘Zijn er bijzonderheden?’ Die bezorgde blik.
‘Niet anders dan de vorige keer. Geen chocomel en geen suiker. Dus geen snoep…’
‘Op je werk, bedoel ik.’
‘Nee, een gewone werkdag.’
‘Gewoon? Moeten we daarom opdraven? Er was toch plotseling iets dringends op je werk waardoor je vrije dag….’
‘Ja, een gewone werkdag, dus.’ Ze lacht luid.
Zelfs de gesprekken met vader en zoon zijn dezelfde.
‘Oma wacht onderaan de trap. Haar heup, weet je wel.’ Die vragende ogen.
‘Oké, oké.’ In haar jaszak verkreukelt haar gebalde vuist het stukje krant waaraan ze zich al die tijd heeft vastgeklemd. Ze klakt de trap af. ‘Geen chocomel en suiker, hoor. Edward komt hem vanavond ophalen.’
Vanaf de onderste tree ziet ze hoe Aaron een zakje uit de handen van de oude vrouw grist. ‘Suikervrij,’ mimet haar schoonmoeder.

Met de sprinter rijdt ze terug naar de stad. De trein ratelt over de brug. Een containerschip glijdt onder haar door. Varen. Dat had ze ook nog gewild. Was ophangen op het dek zoals in het gedicht van Nijhoff. In Zwijndrecht stapt een handjevol aan apparaatjes vastgesnoerde reizigers in. Stil duiken ze in hun eigen leven. Op de sloten ligt smerig ijs. Kletsnat groen is onder de sneeuw vandaan gekomen. Een eenzame, hel verlichte kas tussen kantoorgebouwen glijdt in beeld. Twee mannen knielen achter het glas tussen plantjes. Iets met haar handen, dat had ze ook nog willen doen. Opeens ziet ze zichzelf met armen vol spullen. Alles in één leven, in één keer. Onherroepelijk laat je iets vallen. Meestal je lievelingskopje. Ze had Edward moeten laten vallen. In Barendrecht gaat er een oude vrouw tegenover haar zitten. ‘Wat een nattigheid.’
Ze knikt.
‘Mist maakt somber, vindt u niet? Het houdt je zo gevangen,’ zegt de oude vrouw.
‘Ach.’ De graffiti op het beton rondom Lombardijen is de enige kleur die doordringt in de steeds dichter wordende grijze nevel.
‘Al dat grijs, het is zo benauwend,’ dringt de oude vrouw aan. ‘In de mist los je op. Ik denk altijd: God is ons vergeten. Dag is nacht en nacht is dag.’
‘Ik heb  niks met God.’ Ze grijnst naar de vrouw en propt de oordopjes van haar Iphone in haar oren. In Rotterdam-Blaak wordt de oude vrouw meegezogen in een stroom studenten, sommigen met grote tekenmappen. Dat had ze ook nog gedaan, met grote tekenmappen gelopen, in spijkerbroek op stevige Dr. Martins. Fine arts, maar niet in Rotterdam, in Den Haag, bij Christiaan. Tijdens de introductieweek op de Academie was het al begonnen. Minstens tien parallelle levens. Ze reikte en reikte, uiteindelijk deed ze alles half. In haar jaszak voelt ze aan het stukje krant. Voor Christiaan was het meer dan genoeg.

Dichte mist kruipt door de straten. Voetgangers duiken plotseling voor haar op, passeren haar rakelings, verdwijnen meteen weer in het grijs.
Het hoge gebouw van beton en glas doemt op het allerlaatste moment op. Ze is ruim op tijd. In de centrale hal strijkt ze het verkreukelde stukje krant glad. Ze tikt er met een gelakte nagel op. ‘Deze zitting is toch openbaar?’
De receptionist werpt een blik op het vodje en tikt iets in op zijn computerscherm. ‘Jazeker, mevrouw. Wilt u iets melden over deze persoon? Hij leest de naam in de advertentie bijna spellend voor als om elke vergissing uit te sluiten. ‘Het is fijn als de rechter hiervan van te voren op de hoogte is.’
Haar handtas moet ze inleveren en haar mobiel moet helemaal uit. De receptionist aarzelt:
‘U bent wel erg vroeg. Deze zaak begint pas om tien voor drie. Dat is nog een dikke twee uur. U kunt beter later terugkomen.’
‘Ik wacht.’ Ze gaat op een leren bank zitten. ‘Zoals u wilt,’ mompelt de receptionist.
Binnenkomende bezoekers kloppen het vocht van hun jassen en wrijven hun bril droog.
Ze bekijkt ze één voor één zoals ze eerder vanochtend de mensen op het perron bekeek. Dat vale jack van haar schoonvader, dat dunne grijze haar, te lang in de nek.
Christaan zou ze direct herkennen. Hij zou eenmaal door de draaideur zijn voeten zorgvuldig vegen, zijn halflange haar naar achteren schudden, met de gespreide vingers van zijn rechterhand de lok die vochtig op zijn voorhoofd viel naar achteren kammen, zijn lange, pezige lichaam strekken en iets vooroverhellend met grote passen naar de balie benen.
Een kwartier voor aanvang van de zitting dribbelt er een vrouw van middelbare leeftijd de hal in. Ze draagt een rood mantelpak onder een met bont afgezette cape. Op aanwijzing van de receptionist verdwijnt de vrouw in een lange gang.
Ze staat op van de leren bank. ‘Mag ik mijn handtas terug?’
De receptionist schudt zijn hoofd. ‘De zitting begint over twee minuten. U moet nu echt opschieten. Hij wenkt een man in uniform. Loop even met mevrouw mee naar de tweede.’

De vrouw in het rode mantelpak zit vooraan. De rechter richt het woord tot haar, noemt haar echtgenote en verzoekster. Echtgenote verzoekt om Christiaan dood te verklaren.
‘Christiaan Weststraete’, zegt de rechter, ‘is voor het laatst gezien in Duitsland op..’ Hij zoekt in zijn papieren naar een datum.
11 juni 2012 in Kassel op de dOcumenta. Ze liep naast hem. Haar hand raakte zijn hand, onopvallend. Zijn vingers streken in het voorbijgaan langs haar dij. ’s Nachts op zijn kamer zonder de andere studenten in hun nabijheid, verdween de heimelijkheid, was er het genot en het verdriet en de boosheid en ja, bleef toch de heimelijkheid, die uitgroeide tot onmacht toen de ochtend van 12 juni aanbrak.
‘Op 11 juni 2012 in Kassel op de dOcumenta,’ leest de rechter.
‘Christiaan Weststraete is vandaag niet verschenen en niemand heeft zich gemeld die van het in leven zijn van de vermiste heeft doen blijken.’ De blik van de rechter strijkt traag langs de gezichten in de zaal, maar vindt nog steeds onvoldoende bewijs.
De rechter ziet geen enkele reden om Christiaan nu al dood te verklaren. Hij verkeerde niet in gevaar en was volgens zijn studenten met wie hij de kunstreis ondernam opgeruimd, gezond en vol enthousiasme. ‘Hij zou niet de eerste zijn,  die… ’ zegt de rechter. Hij kan een zucht niet onderdrukken.
Ze slaat haar ogen neer.   Parallel of nieuw of is nieuw ook parallel? Vanuit haar ooghoek ziet ze de vrouw in het rode mantelpak opstaan. Ze zwaait met haar rode armen, schreeuwt dat wat de rechter suggereert, niets maar dan ook niets voor Christiaan is. De advocaat trekt de vrouw terug op het bankje.
Echtgenote en verzoekster moet nogmaals een oproep plaatsen in een Nederlands dagblad, de Staatscourant en daarnaast in alle grote Europese kranten.
‘Op 15 mei 2016 zal uw verzoek om verklaring tot overlijden een vervolg hebben. Tot die tijd kunt u geen aanspraak maken op de erfenis van uw vermiste echtgenoot, zijnde het voormalig ouderlijk huis van vermiste aan Lange Voorhout 66.’

De mist is overgegaan in een miezerregen. Restjes sneeuw en ijs glijden de goten in. Pas in het centraal station van Rotterdam zet ze haar mobiel weer aan. Edward heeft zeven keer gebeld. Met een beker koffie en een American cookie gaat ze op een bank in de hal zitten. Drie berichtjes:
‘Nora, waar ben je? Waarom neem je niet op?’
‘Fu… NU moet ik naar huis. Ik zit midden in een vergadering.’
‘ NORA! Waar liggen Aarons pillen? Zijn hoofd, knalrood! Hij gaat tekeer als..’
Haar duimen gaan al. ‘Wat dacht je van het medicijnkastje?’
Dan staat ze op en slentert ze naar de monitor met bestemmingen en vertrektijden.