De vierde wand – kort verhaal

(foto: Nederlands Danstheater)
Achter me hoor ik de deur in het slot vallen. Mirjam is vertrokken. Vroeg voor haar doen. Natuurlijk ging hij mee. Hun gedempte stemmen in de hal, de trillers van Mirjam, de sussende bas van Lex. Het belletje van de lift.
Ik open de balkondeuren. Op de zachte bries waait het nachtelijke zomerleven uit de naburige appartementen de kamer binnen, gerinkel van glas, een schaterlach, over elkaar buitelende stemmen, voetengeschuifel, soms ijzer op ijzer, wanneer een stoelpoot het balkonhekwerk schampt. Het geluid draagt ver over het water. Vanaf het balkon staar ik in de diepe glinstering van de rivier.
Het geluid van bekende hakken op de houten vloer dringt maar langzaam tot me door. Hij is teruggekomen. ‘Ik ben zo vrij geweest, Paul. Jij ook een whisky?’ Het silhouet van Lex vult de openstaande balkondeuren.
‘Graag.’
Ik draai me om naar de kamer. Het balkon is mijn bioscoopzaal. Vanuit de veilige duisternis volg ik de handelingen van mijn favoriete acteur in het helverlichte decor, omlijst door de sponningen van de openslaande deuren. Lex stapt met twee glazen mijn donkerte binnen.
Ik hef het glas. ‘Proost. Nogmaals van harte, Lex.’
‘Bedankt.’ Zijn tanden lichten op in de duisternis.
Tegelijk buigen we ons voorover en leunen met onze onderarmen op de balustrade, de glazen tussen onze handen als een dreiging voor de rivier.

Ruim vier jaar nu. Mirjam herkende hem het eerst. Ze tikte me na afloop van de voorstelling op de arm en wees naar een lange, donkerharige jonge man die wat achteraf tegen een pilaar leunde. ‘Dat is hem. Hij speelde de jongste broer.’
Het was een klein rolletje voor een beginnend acteur, maar hij had zijn personage indrukwekkend neergezet. Hij reageerde verrast op onze complimenten. Ik was zijn grote voorbeeld, zei hij blozend. Dat Mirjam en hij een relatie zouden krijgen, had ik toen al zien aankomen. Misschien heb ik het zelfs aangemoedigd.
Ik neem een slok. ‘Wel een hele verantwoordelijkheid zo’n baby.’
Lex humt instemmend.
‘Het zal je leven behoorlijk op z’n kop zetten. Je schaarse vrije tijd verplicht doorbrengen bij moeder en kind. Geen solo uitstapjes meer.’
Lex lacht. ‘Natuurlijk zal er veel veranderen. Maar die zeilweekends met jou zal Mirjam me wel gunnen.’
Ik volg de trage vaart van een binnenvaartschip, de stuurman als een eenzaam silhouet in zijn verlichte stuurhut.
‘Wie was die vrouw gisterenavond?’
‘Waar heb je het over?’
‘Die vrouw die je zo innig omarmde bij….’
‘Jezus, Paul. Wat gaat jou dat aan?”
De woorden komen hoog snerpend uit mijn keel. ‘Verdomme Lex, Mirjam is mijn dochter. Ze vertrouwt je en ze heeft je nodig, nu.’
‘Je meent het.’ Er klinkt spot door in zijn stem.
‘Ja, ik meen het. Je mag een zwangere vrouw niet bedriegen.’
‘Look who’s talking, Paul.’
Met een ruk maak ik me los van de balustrade, loop naar binnen en schenk mezelf nog eens in. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem staan in de zwarte omlijsting van de balkondeur.
Ik hef de fles. ‘Jij ook?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Paul, kom op, je weet hoe ik ben met vrouwen. Het stelt niks voor.’
Hij wacht op een teken, op een geruststelling, maar ik kan het niet. Met neergeslagen ogen wring ik me langs hem heen het balkon op en buig mijn bovenlichaam over de balustrade. Op het balkon onder mij barst een Happy Birthday los. Een kurk knalt. Een zacht plonsje volgt. Ze zijn te vroeg met hun felicitaties. De kerkklok in het dorp aan de overkant van de rivier slaat nu pas zijn 12 slagen. Of te laat. Een baby. Hoe verzinnen ze het?
‘Het gaat je niet om Mirjam,’ zegt hij.
‘Natuurlijk wel,’ schreeuw ik. ‘Je moet stoppen met al die leugens. Nu ze zwanger is. Ze is veel te kwetsbaar.’
De verjaardagspartij is naar binnen gegaan. Een zachte beat lekt door de vloer. Stoelen schrappen over het beton, deuren worden gesloten, nu de kilte van het water de zachte lucht binnendringt. De nacht valt stil. Alleen de rivier klotst zachtjes op de basaltstenen.
Dan hoor ik zijn schoenen op de houten vloer. Ik houd mijn adem in voor de droge klik waarmee de voordeur altijd dichtvalt. Als hij nu vertrekt, dan. Als hij blijft ook.
De wind gaat liggen. Het water van de rivier is als zwart satijn.
De voeten blijven maar lopen.
‘Wil je dat, Paul? Moeten we stoppen met .. liegen en bedriegen?’ Lex staat ineens vlak achter me. Zijn whisky-adem strijkt langs mijn wang naar mijn neus als hij zich vooroverbuigt en zijn armen om mijn borstkast sluit. Hij legt zijn hoofd op mijn schouder en ademt in mijn oor. ‘Paul?’
Zijn ademhaling deint rustig op en neer langs mijn ruggengraat. Ik verroer me niet, ook niet als de kerkklok 1 uur slaat. Onder ons wordt de volumeknop opengedraaid voor the Red Hot Chilipeppers. Een verjaardagskoor valt in: Well, I don’t ever want to feel like I did that day Take me to the place I love, take me all the way. Yeah, yeah, o no, no,no. Yeah, yeah.
Eén voor één doven de lichten in de boerderij aan de overkant van het water. De rivier is zwart en leeg.