Only your eyes Kort verhaal

Only your eyes are unclosed to see – Kort verhaal

Shakespeare meets Dylan Thomas
Kevin Spacey meets Michael Sheen
And in the end they all meet Gerard Reve

De hemel trekt dicht boven de zeearm. De avond valt nog voordat de ochtend goed en wel op gang is gekomen.
Zwarte wolken dalen neer op de torens van het kasteel van Laugharne. Meeuwen laten zich weerloos meevoeren op de golfslag. Stilgevallen.
Zacht mopperend bevechten kraaien elkaar een plek in de aangevreten torens op de klif. Achter het kasteel, in de warmte en de geur van de verre bakkerij in het dorp schuiven duiven onrustig heen en weer op de richel onder de dakgoot.
Na de bocht, daar waar het zeewater soms zo diep het land instroomt dat het pad naar het huis van Dylan Thomas niet meer dan een doorwaadbare plek is, sta ik stil en kijk achterom. Het huis van de dichter vangt het laatste melkwitte zonlicht.
Alleen ben ik op het pad onder de klif. Alleen, terwijl een ontijdige schemering neerdaalt over de puntige rotsen en het zwaaiende zeewier.
Ik loop verder naar het kasteel.
In de verte beweegt een gedaante, een hompelende schaduw langs de dreigende kasteelmuren. Richard de derde, de naam komt aangevlogen van ver over zee, uit tijden van weleer.
Als een krab kreupelt hij zijwaarts in mijn richting, zwaar steunend op een stok.
Ik aarzel.
Richard houdt ook in. Hij heft zijn stok als een zwaard op naar de kasteelmuren. Een koning zonder paard is hij. Hij zwaait de kling naar de vesting die boven hem uittorent. ‘A horse, a horse, my kingdom for a horse.’
Met een klap daalt het zwaard. De punt van de kling prikt in de rotsen. Richard leunt voorovergebogen op het gevest. Een moordenaar is Richard. Een wrede heerser. Hoofden rollen, van tegenstanders, vrienden en familie. Hinder hem niet. Blijf bij hem uit de buurt.
Abrupt draai ik me om, terug naar waar ik vandaan kom.
Het boothuis van Dylan Thomas hangt als een bleke vredesvlag over de vooruitstekende rots boven het water. De wind trekt aan en het water kolkt nu als glimmende olie over het pad. De meeuwen komen tot leven en stijgen met veel misbaar op om over de verre zee te verdwijnen, mij alleen latend met wat komen gaat.
De dode dichter begint te spreken. Een donkere, doorrookte stem, de tong dik van de whisky:
Listen. It is night moving in the streets, the processional
salt slow musical wind in Coronation Street and Cockle Row,
it is the grass growing on Llaregyb Hill, dewfall, starfall,
the sleep of birds in Milk Wood.
Time passes. Listen. Time passes.
Achter mij is het gehompel weer op gang gekomen. Een vinnige slag begeleidt iedere zijwaartse stap Ik draai me voorzichtig om. Mijn ogen hopen op leven in het dorp achter het kasteel.
‘The houses are blind as moles, ‘
fluistert Dylan Thomas.
You can hear the dew falling, and the hushed town
breathing.
Only your eyes are unclosed to see the black and folded
town fast, and slow, asleep. And you alone can hear the
invisible starfall..
Come closer now
De eerste vette druppels kleuren het pad glanzend grijs. Ik ijsbeer heen en weer over het steengruis, weg van het huis van de dichter, terug naar het kasteel en de beschutting van het dorp en weer terug, gevangen tussen Dylan Thomas en Shakespeare’s Richard III.
Arme Richard. Hij zwoegt voort onder de kasteelmuren, terwijl de regen op hem neerklettert. Hoe eenvoudig is het om een kreupele koning zonder paard te verslaan. Laugharne en het hele koninkrijk is nu in handen van de gehate Tudors.
Richard aarzelt. Ik zie het. Hij doet een stap en trekt dan zijn verwrongen heup weer naar zich toe. Ik sta hem in de weg. De weg naar Dylan Thomas’ boothuis is nog ver voor een kreupele man en ik verhinder zijn vrije doorgang. Het water stroomt over het pad. Regen ranselt de golven.
Een ontmoeting is onvermijdelijk. Dieper en dieper bruin kleurt zijn kleding in de regen. Zwart-bruin rond de benen met daarboven een steeds zichtbaarder afstekende ruit. Zijn grijzende haar ligt in strengen over zijn schedel geplakt.
‘Morning,’ zeg ik. Ik passeer hem snel.
‘Goedemorgen,’ hoor ik achter me.
Verrast kijk ik naar hem om. ‘Goedemorgen!’
We staan een moment zwijgend tegenover elkaar. Dan doet hij een paar wankele stappen in mijn richting. ‘Kent u Hugo Claus?’
Ik knik.
‘En Onder het melkwoud ?’
Zijn ‘woud’ klinkt als ‘wood’. Ik knik en schud dan mijn hoofd. Under Milkwood van Dylan Thomas heb ik gelezen en vooral beluisterd. Keer op keer. De vertaling van Hugo Claus ken ik niet.
Richard doet nog een zijwaartse stap en hangt nu bijna tegen me aan. Beide handen op de knop van zijn stok. Zijn voeten, iets gespreid, zoeken naar evenwicht.
‘Het is gespeeld,’ zegt hij. ‘Onder het melkwoud. In het theater in Antwurp, no, no Gent.’
‘O’
Hij knikt een paar keer naar het plaveisel.
‘Het is zijn geboortejaar. Honderd jaar.’ Met een ruk van zijn kin wijst de man naar het boothuis van Dylan Thomas achter me.
‘Ja.’
Eén domme lettergreep per keer kan ik uitbrengen. Meer niet. Koetjes en kalfjes ken ik. Gekte waardoor eenvoudige voorbijgangers koningen worden en dode dichters gaan spreken, het is mij niet vreemd. Ik ben een welopgevoed meisje, maar niemand heeft mij geleerd hoe te reageren op de openingszin: Kent u Hugo Claus?
En als deze man niet Richard III is, wie is hij dan wel? Waarom spreekt hij Nederlands?
Zijn stok begint te wiebelen. Voorzichtig verplaatst hij zijn gewicht. ‘Under Milkwood. U kent het? Ook hier hebben ze het ook opgevoerd. Het was feest in Laugharne. Zijn verjaardag.’ Weer slaat hij zijn ogen op naar het witte huis op de kliffen. Boven zee flikkert de bliksem, gevolgd door een ver gerommel.
‘Het is lente, een maanloze nacht,’ mompel ik zacht. Nee zo zal Hugo Claus de eerste zin niet vertaald hebben.
Richard hoort mij niet, is in zijn eigen gedachten verzonken.
‘Under Milkwood, het is een kabbelend spel van woorden als het water langs dit dorp’, zegt hij, terwijl hij weer zijwaarts langs de kasteelmuren begint te hinken. Ik volg hem stil.
‘It’s a beautiful play of words’, mompelt hij ‘Een woordspel. A play of words’ Hij proeft de woorden en legt de klemtoon op play, dat op de één of andere manier veel speelser klinkt dan ‘spel’.
‘Forgive me. Mijn Nederlands is a bit rusty. Het is zo lang geleden. De Hoogovens in Uijmuiden…’ Zijn ei wordt een ui.
Terwijl hij naast mij voortkrabbelt, vertelt hij over zijn werk in Nederland. En over zijn wandelingen, de Strandzesdaagse en Nijmeegse Vierdaagse. Hij heeft ze allemaal gelopen, maar eigenlijk is hij een bergbeklimmer. Bij deze laatste zin strekt hij zijn romp, borst iets vooruit. Hij klopt op zijn slepende been. ‘Now een minor problem aan de hip.’
Uitgeput hangt hij even later tegen zijn auto. Hij vouwt zijn handen op het dak en laat er even zijn hoofd op rusten.
‘Onder het melkwoud,’ murmelt hij. ‘Onder het melkwoud.
Het is mijn grootste… uh… ambitie om het nog eens in het Nederlands te zien.’
Hij veegt de regen van zijn voorhoofd. ‘Ik ga even … shelter. Enjoy your stay in Laugharne.’
Richard duwt zijn onwillige heup onder het stuurwiel.
Ik wandel naar de vloedlijn die tot over het pad op de kliffen is gekropen. De hemel en zee zijn samengevloeid in een egaal grijs. Af en toe is er een lichte flikkering van de bliksem aan de horizon.
Ik zuig mijn borst vol adem. ‘Het is gezien’, mompel ik, ‘het is niet onopgemerkt gebleven.’
Het onweer heeft dode dichters wakker geschud.
Ik kijk naar de auto van Richard. Het regenwater spat op van de voorruit. Heel af en toe trekken de ruitenwissers de waterstromen glad.
Dylan Thomas’ dronken lach schalt over de golven. Hij fluistert in mijn oor:
Only you can hear and see, behind the
eyes of the sleepers, the movements and countries and
mazes
and colours and dismays and rainbows and tunes and
wishes
and flight and fall and despairs and big seas of their dreams.
From where you are, you can hear their dreams.

Ik kan het aan hem opsturen: Onder het melkwoud van Hugo Claus. Ik kan hem zelfs uitnodigen als het weer opgevoerd wordt in Nederland of Vlaanderen. Deze lieve Welshman die ik in een paar zinnen tot de wrede koning Richard III heb gemaakt, die op zijn beurt door Shakespeare’s ganzenveer een meedogenloos heerser werd en niet de intelligente staatsman die hij ook was.
Deze lieve Welshman is een bergbeklimmer, een overlever. Hij overleefde de Hoogovens in een land zonder bergen en bedwong geen hoogten, maar vele vlakke kilometers.
Zijn adres. Zijn adres? Zijn adres!
Ik glibber gehaast over het pad terug naar de parkeerplaats. Een auto start. Ik zwaai en roep, maar Richard geeft gas en dendert de ophaalbrug van het Tudor-kasteel Laugharne over.