Het aanzoek – Kort verhaal

Het aanzoek kwam op een zonnige middag in Kent. Een echt huwelijksaanzoek was het niet; meer een strategische vraag van de jongste en charmantste diplomaat van Engeland. Op sombere winteravonden, als ik zappend op de bank lig, denk ik soms aan hem. Dan zie ik hem plotseling opduiken als de BBC overschakelt naar Buckingham Palace of naar Downing Street 10: zijn rijzige gestalte, vlammende haar en lieve glimlach, on her majesty’s secret service.
Ik ontmoette de jongen in de tijd dat ik mijn dochter in een draagzak vervoerde. Laten we haar voor het gemak Ee noemen. We hadden uren gewandeld. Ik dan. Haar beentjes bungelden ter hoogte van mijn heupen.
Af en toe kietelde ik de nog ongebruikte, zachte kussentjes onder haar voetjes. Dan gooide ze zich achterover in de draagzak en sperde schaterend haar tandeloze mond open. Een makkelijk wandelkind. Een kijkertje. Haar grote grijze ogen altijd alert.
‘Are you going to take that up the Brown Willy’, had een wandelaar onderweg gevraagd. Hij prikte in de draagzak. De man droeg grofgebreide kniekousen onder een plusfour. ‘There’s a awful thunderstorm coming up,’ zei hij. Ik keek op naar de strakblauwe hemel boven the Brown Willy, een puistje in de vlakte die zich voor me uitstrekte. Een bergje van niks. Ach, die Britten met hun utterly, glorious, tremendous, awful. We passeerden elkaar hoofdschuddend. Pas toen het pad begon te stijgen, zag ik achter Brown Willy het stralende blauw vollopen met paars en indigo. De hemelse dreiging was glorious, nee tremendous. We zwaaiden even snel naar Willy en draaiden ons om naar de grofgebreide kuiten in de verte.
Maar aan de kust is het stralend weer gebleven. Bij The Hope Inn in St Margaret-at-Cliffe pel ik Ee uit de draagzak. Ik neem haar op schoot aan een picknicktafel in de verlaten beergarden. Geen bier in deze garden, alleen limonade en babymelk. De bierdrinkers hebben hun toevlucht gezocht in hun donkere hol achter de metersdikke, witgekalkte muur van the Hope Inn, alsof alleen daar de hoop te vinden is.
Ik hoef niets meer die middag. Alleen in de zon zitten aan een picknicktafel met mijn kind op schoot, de geur van haar fijne haartjes opsnuiven en luisteren naar de krijsende meeuwen. In een verre bocht licht een krijtwand blinkend op in de zon. Het gras is groener dan groen op het witte gesteente van de kliffen. Af en toe overschreeuwt een mannenstem het gekrijs van de meeuwen: ‘Gimme another beer, Andy.’
‘Is that your baby?’ Een jongetje duikt naast me op. Hij grijnst naar me. Eén reuzenvoortand vult het gat in zijn gebit. Voorzichtig pakt hij Ee’s handje vast.
In de inn wordt de voluweknop opengedraaid. The Red Hot Chillipepers schreeuwen hun eenzaamheid uit. Een aangeschoten mannenkoor aan de bar valt in. Ee spert even in schrik haar ogen open en begint dan ritmisch te bumpen op mijn schoot. Het jongetje lacht nu voluit. Er ontbreken meer tanden. ‘Do you have more children?’ Hij taxeert Ee. Ze kijkt onbeschaamd terug. ‘Bigger children?’ Zijn teleurstelling duurt niet lang. ‘O.’ Hij lacht en verdwijnt achter een haag aan de rand van de beergarden. Binnen een minuut is hij terug.
‘Can she come and play in my boat?’ Hij wijst naar de haag. Een door houtrot aangevreten kiel doorklieft het hoge gras aan de rand van de klif. Hij wacht mijn antwoord niet af. Natuurlijk is ze te klein. Weg is hij alweer. Hij trotseert een woeste zee van gras. Zijn gekreun wordt overstemd door een bulderende lach uit de inn.
Ik hef mijn gezicht op naar de zon en sluit mijn ogen.
‘Has she been in your belly?’ Het jongetje is terug en schuift naast me aan de picknicktafel. ‘When did she come out?’

Januari is te abstract voor hem. De tijd meet je in centimeters vindt hij. Met je handen.
‘This is today,’ zegt hij en hij hakt met zijn hand loodrecht door de lucht. ‘And this is before and this is after.’ Vanaf zijn hak meet hij met gespreide handen een meter verleden af en minstens een meter toekomst. Met mijn vinger moet ik aangeven op welke centimeter voor of na ‘today’ mijn dochter is geboren. Als hij 5 jaar is, dan is Ee op 20 centimeter voor de today-hak geboren schat ik. Hij gaat akkoord.
Ons gesprek stokt soms een beetje. We worstelen met onze woorden. Hij spreekt een Engels dat ik niet geleerd heb op school en hij vindt het niet nodig alles uit te leggen. ‘His daddy is inside, yes.’ Nee hij mocht niet naar binnen. Ik toch ook niet?
‘Why not? Because…’
Ik weet zo weinig. Ik woon niet in Engeland, zeg ik. Ik..
Hij onderbreekt me. Hij hoeft geen details. ‘O, you live in Wembley’. Zoals iedereen die niet in St. Margaret woont. Ook zijn mum woont er. Hij is ook eigenlijk voor Chelsea en niet voor de club waar zijn vader hem vanmiddag mee naar toe heeft genomen.
Ik voel een lichte druk tegen mijn dij als hij dichterbij schuift.
Hij pakt Ee’s voetje en begint één voor één haar teentjes te strelen. Stoïcijns ondergaat ze het gekietel.
De zon draait achter de haag. Is ze echt te klein? Ja, ze is echt te klein. Of ik dan toch in de boot kan komen.
Met zijn drieën zitten we op het roeibankje. Geen zee is ons te hoog. We overleven stormen en roeien naar onbewoonde eilanden. Dan zijn we moe. Stilletjes kijken we hoe het zonlicht over de krijtrotsen strijkt. Zijn hoofd ligt tegen mijn bovenarm. Hij aait de zachte haartjes van Ee. Ze vindt het best. Haar grijze ogen kijken onafgebroken naar zijn scheve pony. In de late middagzon vlamt zijn haar koperkleurig op. In de verte klinkt van tijd tot tijd een rauwe kreet, gevolgd door een bulderend mannenkoor. Terwijl hij met Ee’s voetjes speelt, verschijnt er langzaam een diepe denkrimpel boven zijn neus. En dan zegt hij het, langzaam, de woorden voorzichtig één voor één uitsprekend:
‘Do you want to be my daddy’s girlfriend?’
‘Yes, I do,’ wil ik zeggen. ‘Yes, I want you,’….maar je vader hmm