Het gele IKEA-T-shirt met blauwe letters flatteert de man achter de kassa niet. Het geeft zijn huid de kleur van vergeeld papier. Kassawerk is hem vreemd. Hij beschikt niet over het atletisch vermogen dat het scannen van de onhandelbare pakketten vereist. Vergaderen in Italiaanse maatpakken is meer zijn stiel.
De benodigde kassa-acrobatiek laat zich overigens ook moeilijk voorstellen bij zijn collega. Zij zit in hetzelfde geel en blauw, XXXL, op de loopband van een gesloten kassa. Op de momenten dat ze niet afgeleid wordt door de Zweedse worstenbroodjes naast de uitgang, houdt ze haar protegé in de gaten. Op haar boezem prijkt een naamplaatje met zwarte, serieuze letters: Ingrid, bedrijfsleider. De man draagt een zelf geknutselde badge, geheel in lijn met de hiërarchische visie van Ikea: een handgeschreven kaartje in doorgelopen, lichtblauwe inkt: Boudewijn, in opleiding.
Een zwangere vrouw houdt de rij op. Ze bedelt bij andere klanten om hun familiekaart die haar nog meer recht op korting geeft. Een kind is duur. Boudewijn klautert ondertussen over haar kartonnen bergen op zoek naar barcodes. De vrouw duwt haar buik tegen de kassa en begint Boudewijn indringend te bevragen.
‘Klantvriendelijk zijn, Boudewijn, regel 1.’ Maar hij is niet gek. Klantvriendelijk voor de vrouw is klantonvriendelijk voor de wachtenden. Eén verkeerde keuze kan hem de kop kosten. Dat weet hij maar al te goed uit zijn vorige baan. Boudewijn duwt de scanner langzaam terug in zijn houder en draait zich naar de zwangere vrouw.
‘Madame’, kermt hij met een schichtige blik op Ingrid. ‘Je ne sais pas. Dit is mijn eerste dag.’