Wachten op Mitch – kort verhaal

(foto van Footo – fotograaf Lichthart)

Wachten op Mitch

Geduld is geen vorm van gekte, al had Leo haar dat wel willen doen geloven. Als je op iemand wacht die niet terugkomt, ja dan ben je gek, maar als je op iemand wacht die altijd is teruggekomen en nu toevallig veel te doen heeft – examens bijvoorbeeld – dan ben je gewoon geduldig. Maar geduld is een woord, dat ze tegenwoordig niet meer schijnen te kennen.
Zover als Leo gaat deze man in zijn blauwe uniform niet. Eigenaardig vindt hij het wel.  ‘Vreemd.’
Hoe dat wachten in het park van haar zo’n beetje begonnen is, vraagt hij, terwijl hij zijn dienstfiets tussen zijn benen geklemd houdt.
Met de shag. Lange, behendige vingers, die een sigaret rolden. Ja, daar is het mee begonnen. November vorig jaar was dat. Ze weet het zeker, want ze had tegen de jongen willen zeggen: zie je hoe verbazingwekkend wit de novemberhemel is? Zo wit als de maillot van het meisje in het speeltuintje daar en zo wit en stil als jij hier naast me op het bankje zit.  Maar ze zei iets anders: ‘Voordat ik stopte met roken, draaide ik ook mijn eigen sjekkies. Uit een wit pakje. Winner heette het, geloof ik. Dat merk bestaat vast niet meer.’
Verder hadden ze niet veel gesproken die eerste keer. Hij vertelde dat hij Mitch heette en van het station kwam achter het park. Hij zat in Rotterdam op school en deed iets met horeca. ‘Niet dat je daar een opleiding voor nodig hebt, maar je moet wat.’  En na een paar trage trekken van zijn sigaret. ‘Voor de studiefinanciering en het gratis openbaar vervoer.’ Toen had ze ook voor het eerst zijn aanstekelijke grinniklach gehoord.
Vanaf die tijd kwamen ze elkaar regelmatig tegen in het park. Of liever gezegd, ze zochten elkaar op en dan draaide hij de enige sigaretten die ze rookte. Uit blauwe pakjes, die ze voor hem betaalde.  Ze kon niet blijven bietsen.
Die keer dat hij zijn OV-kaart kwijt was, had ze hem natuurlijk geld gegeven voor een retourtje. ‘Niet geven. Lenen,’ zei hij toen. ‘Met rente 0,02%.’  Hoe het gesprek precies liep, weet ze niet meer, maar door de rente kwamen ze op sparen en liet hij haar op zijn telefoon een foto van een scooter zien.
‘Mintgroen? Is dat niet een meisjeskleur?’
‘Hij is tweedehands,’ zei hij. ‘Sparen voor een nieuwe duurt te lang. Zeker met deze rente.’ Daar hadden ze allebei om moeten lachen.
Vanaf dat moment is zij ook meer gaan praten. Over Leo, die vroeg of ze weer rookte. ‘Ik heb geen sigaretten in huis,’ zei ze dan, want ze liegt nooit. En ze vertelde Mitch dat ze veel van haar zoon hield, maar dat hij de laatste tijd deed alsof ze imbeciel was. En over Els, die bij alles wat Leo zei instemmend knikte. Maar vooral over Elske, die het opeens onhygiënisch vond om samen met haar op blote voeten door de vijver te lopen. Onhygiënisch, hoe komt zo’n kind erbij? Alles vertelde ze Mitch in de lage, late middagzon, waarbij haar adem zo mooi uit haar mond wolkte. Ook wit. Mitch inhaleerde dan zwijgend, hield de rook lang vast en blies hem langzaam uit met zijn hoofd in zijn nek. Dat prachtige profiel met die puntige adamsappel zoals het zich scherp aftekende tegen de winterlucht.
Ze zag hem niet dagelijks. Soms wachtte ze voor niets. Soms wandelde ze net zolang door het park tot ze hem vond. Door Mitch kwam ze op plekken in het park waar ze nooit eerder was geweest.
Ja, wachten op Mitch is altijd de moeite waard. In zijn ogen fonkelen gouden spikkeltjes, waardoor het lijkt alsof hij voortdurend lacht. Af en toe verdwijnt dat goud en kleuren de irissen plotseling donker rond grote zwarte pupillen. Hij krijgt dan iets van een uil met zijn waakzame blik en beweeglijke hoofd. Maar dat gebeurt echt zelden.
‘Hartenbrekers die ogen van jou,’ zei hij een keer over haar bleekblauwe ogen. Ze had haar bril afgezet om hem beter te laten kijken. ‘Vroeger, ja…’
In december – toch al zo’n maand van cadeaus – voelde ze dat ze hem moest betalen voor het luisteren en zwijgen. Toen ze hem de eerste envelop met een klein bedrag voor zijn scooter toestopte, zoende Mitch haar op haar wang. ‘O Nonni, y’re so sweet.’
‘Moni. Ik heet Moni.’
Hij kamde met zijn vingers haar haren naar achteren en hield ze keurend samen in een knotje. ‘Nice.’
Vanaf dat moment begon ze haar haren op te steken, maar Moni zou hij haar nooit noemen. Nooit. Zelfs geen Momi, zoals kleine Elske deed.
De laatste keer is ze daar razend over geworden. Ze heeft hem afgesnauwd. Later die middag, na de foto’s, verdween haar boosheid en hebben ze nog gelachen, maar misschien is ze te fel geweest. Die laatste keer.
Haar zoon. Ja, dat is waar. Vroeger belde ze Leo altijd als ze iets nodig had. Bij het kerstdiner was ze met Leo over een IPhone begonnen.
‘Wat moet jij nou ineens met een IPhone? Wat is er mis met mijn oude Nokia die ik je gegeven heb. Daar kun je toch prima mee bellen?’
‘Dat is geen smartphone.’
‘Wat moet jij met een smartphone?’
Lid worden van jullie appgroepje, had ze willen zeggen, maar ze hield haar mond. Aan Leo zou ze nooit meer iets vragen. Hij en zijn vrienden, nou ja al die mensen op zijn verjaardagsfeestje, dachten alles te weten, maar ze weten helemaal niks. Ze had zich geërgerd en er plotseling iets van gezegd, van al dat napraten, dat getwitter, dat niet gewoon om je heen kijken naar wat er werkelijk te zien is. Leo’s vermoeide, bleekblauwe blik merkte ze te laat op. Het was de witte wijn. Ze had echt zijn feest niet willen verpesten.
Dat was dus na kerst, want Leo is op 7 januari geboren.
Later zei hij dat ze haar mond moest houden over dingen waar ze geen verstand van had. ‘Je hebt gelijk, jongen’, maar werkte zìj́ niet met een digitale camera en had zìj́ hem als jongetje niet wegwijs gemaakt op zijn eerste computer?  Ze print nota bene zelf haar foto’s uit op zo’n kleine printer. Voor kerst had ze de mooiste afdrukken in een envelop gestopt als cadeautje voor hem en Els. Natuurlijk dachten ze dat ze geld kregen. In een envelop van ma zit altijd geld, dachten ze.
De enige die nog enveloppen met geld krijgt, is Mitch.
Wanneer ze hem voor het laatst gezien heeft? Een dag of tien geleden? Nee, langer.  Het was in ieder geval een grijze dag. Onder de oude beuk in het midden van het grasveldje bloeiden narcissen. De knoppen van de rododendrons achter haar sprongen die middag open. Dat had ze pas later op de foto’s gezien.
Door het groene gordijn van de treurwilgen in de verte zag ze Mitch op zijn scooter rijden. Ze stopte haar bril vast in haar tas en wachtte geduldig.
Plotseling had hij met zijn sterke armen haar hals stevig omklemd gehouden. Van achteren.
‘Je zit hier gevaarlijk, Nonni. Zo met je rug naar die struiken.’
Ze vond het geen leuke grap. Het duurde een tijd voordat ze weer rustig kon ademen, maar boos was ze toen nog niet.
‘Ik had je hals kunnen doorsnijden, je tasje kunnen jatten, het park in. Treintje pakken. Weg.’
Echt kwaad werd ze pas toen zijn lange vingers hun sigaretten rolden en hij een klein plastic zakje omhoog hield: ‘Jij ook? Samen één delen? ‘White widow.’ Het is goeie ‘white widow,’ Nonni’
‘Waarom noem je me nooit, Moni. Ik ben Moni, dat weet je toch?’
De grinniklach, hoe ze dan echt heette, Monica of Monique of zo? Hij heette Mitch van Mitchel.
‘Moni alleen is niks.’
‘Moni is van Moni.’ Ze had het gesnauwd.
Hij lurkte aan zijn joint. Voor hem bleef ze gewoon Nonni.  Zo noemde hij zijn oma ook.
Ze proeft weer de scherpe, branderige smaak van het sliertje shag dat aan haar tong bleef kleven.
Hij sloeg zijn arm om haar schouders en hield zijn sjekkie voor haar mond. ‘Eén trekje. Special treat, white widow voor een white widow.’
Weduwe. Op Nieuwjaarsdag had ze hem nog moeten uitleggen wat het betekende als je twee trouwringen aan dezelfde vinger droeg.
Pas toen hij zijn telefoon pakte en naast haar neerhurkte, voelde haar buik weer wat zachter aan. Zijn donkerblonde krullen kriebelden langs haar oor. Hij hield het apparaatje op armlengte omhoog en ze keken lachend naar het schermpje.
‘Selfies,’ zei hij.
Ze waren mooi, hun hoofden dicht bij elkaar tegen een achtergrond van bloeiende rododendrons. Hun lachende ogen.
‘Je hebt een uilenblik.’
Over haar brilloze, bleekblauwe ogen zei hij die laatste keer niks. ‘Ik ga ze voor je afdrukken bij de Hema.’ Ze zaten een tijdje zwijgend en rokend naast elkaar. Toen had ze haar portemonnee uit haar tas gehaald. ‘Wil je iets voor me doen, Mitch?’
Een IPhone vond hij een goede keuze. Over het gouden frame dat hij voorstelde, twijfelde ze. ‘Is dat niet ordinair?’ Nee, juist chique, het zou bij haar passen.
Haar bankpas wilde hij eerst niet, want het kon wel een tijd duren voor hij naar de winkel ging. Hij zat voor zijn examens. ‘Ik heb geduld,’ zei ze. Ze drong aan.
Ja, dat moet een dag of tien geleden zijn geweest, hier aan de rand van het park. Het enige verschil is dat ze toen op een bankje zat omdat ze met zijn tweeën waren. Nu zit ze op het plankje van haar rollator in een uitsparing in de struiken, dichter bij het station zodat ze hem kan zien aankomen.
De man in zijn blauwe uniform heeft zijn fiets op de standaard gezet, is voor haar rollator op zijn hurken gaan zitten.
O, nu praat hij precies als Leo.  Park, slechte reputatie, vooral dit stukje achter het station. Net zoals haar zoon. Tegenwoordig dragen ze hun meningen volgens de laatste mode. Leo vertelde dat hij over het park op Twitter had gelezen. Hij had het bericht ‘geretweet’ en er dingen bij geschreven over dichte begroeiing, donkere paadjes, struiken langs de vijver. Precies zoals een park moet zijn, als je het haar vraagt.
Vuilgeel licht op het donkere groen.  Er zit regen in de lucht, misschien wel onweer. Donkergrijze wolken in de bleke hemel. De verre kruinen van de bomen beginnen door te buigen door de aantrekkende wind. Als de man in zijn blauwe uniform nu op de fiets springt, is hij op het bureau voordat de bui losbarst. Hij houdt geen moment zijn mond. Feiten, geen benen om op te staan. Heeft ze allemaal geen last van. Ze kent een zekerheid diep vanbinnen. Hoe zou je dat noemen? Zintuiglijk, intuïtie? Woorden die ze tegenwoordig niet meer kennen.
Vlak voordat Mitch op zijn scooter stapte, vroeg ze hem de selfies nog eens te laten zien. Ze keken samen naar het scherm, terwijl hij met duim en wijsvinger hun gezichten om beurten dichterbij haalde en weer liet verdwijnen in het donkere groen en rood van de rododendrons. Dichtbij, veraf, dichtbij veraf. Steeds opnieuw haalde hij het beeld naar hen toe en liet het weer van hen af bewegen, tot ze zijn ogen, zijn gezicht niet meer kon onderscheiden.
Ja, dat is wat er gebeurt. Mitch komt en gaat, komt en gaat en ze blijft en wacht.
Ze wacht.
Dat is het.

ABONNEER JE GRATIS EN VRIJBLIJVEND OP ANOTHERSTORY.NL