commentellipsispingbackx

De zee kwam aanrollen in golven van glas, flessengroen, onbreekbaar. Er trokken zilveren rillingen door de duinen van helmgras, dat meegolfde op de wind.
Hoog boven zijn hoofd buitelden de meeuwen door het blauw.
Hij aarzelde, twijfelde over hoe mij te begroeten.
Ik wilde…, maar we kwamen nauwelijks vooruit.
Hij smeet zijn weekendtas op de veranda en ging met gespreide armen voor het huisje staan. “Ik kan het bijna helemaal omarmen.”
“Ja,” zei ik.
Mijn hand zweefde boven zijn krullen. Hij dook weg en diepte een fles wijn op uit zijn tas. “De man in de winkel zei dat-ie lekker was.”

Sterven leek plotseling belachelijk eenvoudig.

Uit: Stranden, een monoloog, gepubliceerd in Gpunt, Vlaams literair tijdschrift