Evening song – Kort verhaal

 drummer

Uitgerekend op mijn laatste avondwandeling door dit godvergeten boerenland moet ik de berm in voor een Yaris. Het is het enige voertuig dat ik deze zomer op mijn landweggetje heb gezien. Met één hand aan het stuur passeert mij een man. Een jongen. Zijn rechterhand hangt nonchalant over de grote trom op de passagiersstoel. Zo’n tachtig meter verderop stopt de Yaris in het veld. Het portier zwaait open. De jongen stapt uit en leunt voorover, zijn onderarmen op het autodak.
Doorrijden, knul. Na de repetitie van de fanfare direct naar huis. Anders mag je nooit meer de auto van je moeder lenen. De jongen kijkt mijn kant op. We bespieden elkaar van een afstandje als twee cowboys, hand aan de trekker.
‘Vrouw tijdens vakantie door gefrustreerde boerenzoon in bejaardenauto getrokken.’
Dan bukt hij zich. Met een ferme slinger werpt hij de trommel het veld in. Uit de kofferbak tilt hij allerlei slaginstrumenten. Ik slenter naar de Yaris. In de akker staat inmiddels een compleet drumstel. De jongen duwt zijn kruk in de aardkluiten. Een snelle roffel en een lach.
‘Er komt hier nooit iemand’, zegt hij.
‘Nee. Nooit.’
Hij slaat er een tijdje lustig op los en spreidt dan zijn armen. Zijn trommelstokken prikken in de zachte avondlucht. ‘De mooiste oefenruimte van het land.’
Zoals hij daar zit aan de rand van het gele veld, terwijl de zon rood ondergaat en zijn laatste stralen werpt op de volle maan achter zijn drumstel, mag hij best eens in mijn oude Yaris rijden.