Under the light you are beautiful – kort verhaal

De telefoon gaat.
Veertig minuten later komt ze aanlopen over het stationsplein, bleek, ogen diep weggezonken in de kassen. Ze ploft op een stoel tegenover me in het café. Het verhaal dat ze me vanaf dat moment vertelt, is zo veranderlijk als het weer.

Het was superleuk geweest. Veel bezoekers en haar werk kreeg veel aandacht. Een paar galeriehouders hadden speciaal naar haar schilderijen gevraagd. Moet je je voorstellen, ze was nog niet eens afgestudeerd.
Ze staart over het stationsplein en lepelt afwezig het restje melkschuim uit haar kopje.
‘Ik ben blij dat je er bent,’ zeg ik. ‘Echt een verrassing. Heb je nu een beetje vakantie?’
Ze knikt. ‘Ik ben kapot. Ik wil alleen maar slapen.’

Ze wringt haar hand onder mijn hand.
Het was superleuk geweest. Ze wist weer waarom ze naar de academie was gegaan. Ze geloofde weer in haar werk.
‘En hij was gekomen.’ Ze zegt het achteloos.
Ik streel met mijn duim de huid waaronder de dunne botjes. Een klein schokje van haar arm vraagt om meer. Met mijn wijsvinger teken ik cirkeltjes en achtjes op de rug van haar hand, daar waar eergisteren nog zachte vetkussentjes zaten met vier putjes, waaruit nu scherpe knokkels oprijzen. Al tekenend bestrijd ik de demonen.

Echt een prachtige expositie. De lichtval in de kerk had het perspectief in haar schilderijen verdiept.
En hij was gekomen.
‘Natuurlijk is hij komen kijken,’ zeg ik. ‘De expositie werd georganiseerd door de academie. Het was toch een verplicht nummer voor hem?’
Ze trekt haar hand weg.
‘Nee, nee je begrijpt het niet. Hij was gekomen, speciaal voor haar.’
‘Alles zou anders worden’, had hij haar in het oor gefluisterd na afloop. Na de kerst – ze snapte toch dat de kerst niet echt de tijd is om thuis, als de kinderen lang op zijn en iedereen zo vrolijk is, om dan over dat soort zaken te praten – na de kerst dan zouden ze samen een tijdje gaan reizen en zou hij haar de mooiste musea van Europa laten zien.
‘You’re so talented and so beautiful,’ had hij gezegd
Hij had zijn haar laten knippen, opgeschoren met een kuif, een grijze kuif. Ze giechelt. Maar het stond hem cool.
Ik knik. Niks zeggen. Niet vragen hoeveel haar hij nog heeft. Niet doen.
Ze trommelt met haar vingers op tafel. ‘Laten we een wijntje bestellen. Het is bijna kerst.’
‘We moeten nog een eindje rijden.’
‘Eéntje, please, please?’
‘Oké maar dan eten we er ook iets bij. Niet op een lege maag.’
Muizenhapjes, ze vist de walnoten tussen de sla vandaan en de gedroogde tomaatjes, een flintertje geitenkaas en oké vijf blaadjes rucola.

We rijden naar huis, ons huis, langs de rivier. De woonboten huiveren in het riet. De zon gaat groot en rood onder, hangt een tijdje hulpeloos in de zwarte takken van de wilgen.
Ik wijs haar er op. ‘Jij kleurde de zon braaf geel, omdat de juf dat wou. Maar een keer toen we na zwemles naar huis fietsten, jij in het stoeltje achterop, prikte je vingertje in mijn rug. “ Zie je wel,” zei je, “zie je wel dat de zon heus niet altijd geel is.”
‘Desmond zegt dat Nederlanders zo’n fucking taste hebben. Infantiele behoefte aan plaatjes. Mensen kunnen niet meer denken, hebben geen concepten meer in hun hoofd. Empty, everybody is so fucking empty. Verziekt door de romantische ideaalbeelden in de media.’
Ik staar naar het wegdek en probeer binnen de witte lijnen te blijven sturen.

Ze kijkt dromerig naar buiten, legt even haar hand op mijn arm. ‘Weet je nog hoe vorig jaar de futen op ijsschotsen met de stroom mee over de rivier voeren alsof ze op de pont stonden, te lui om zelf te zwemmen. Zo’n prachtig gezicht.’
Ze schatert. ‘Hij kan zo fucking arrogant zijn, Desmond, hij stond uitgebreid complimenten in het oor van Liselotte te toeteren. Dat kind schildert nog net geen hertjes op de Veluwe.’
En dan vraag ik het: ‘Zullen we een kerstboom kopen en hem samen versieren straks?’
De lach verdwijnt. Ze knikt. ‘Oké.’ De e trilt spijtig lang na.
Ik draai de snelweg op.
Aan de horizon rijdt een verlichte trein, als een vrolijk stukje speelgoed in het in duisternis gedompelde land.

Plotseling barst ze in tranen uit. ‘Ik heb het gevoel dat iedereen iets van me wil en dat ik alles fout doe.’
‘Kom hier’.
Ze zakt tegen me aan, haar hoofd op mijn schouder. Ze ruikt naar aftershave.
‘Hoe oud is hij eigenlijk? Desmond?’
Ze haalt luidruchtig haar neus op. ‘Niet doen, even niks vragen, nu.’
Na een tijdje. ‘Veertig of zo.’
‘Vier dus.’
Ze kijkt me vernietigend aan.
‘Dat heb je zelf gezegd, ooit.’
‘Ik? Heb ik gezegd dat Desmond vier was?’
‘Vier is hetzelfde als veertig, zei  je.  Alleen veertig is deftige taal.’
Ze gaat rechtop zitten en lacht een beetje. ‘O dat verhaal! Maar toen was ik vijf.’
Ik haal even mijn hand door haar krullen. ‘Vijf maar wijs.’

Ze draait aan de volumeknop van de geluidsinstallatie.
Sweetheart, the more you give the less you owe
It makes your heart beat slow
‘Draai je nog steeds Troy von Balthazar? Je moet je speellijst eens vernieuwen.’
Ik druk op herhalen. Sweetheart you should know, the more you love the less you owe
Ze zucht, sluit haar ogen en legt haar hoofd tegen de hoofdsteun.

Ze loopt boven mijn hoofd door het huis. Op haar kamer krassen luid stoelen en kastjes van hun plaats.
Er ploffen dingen op de grond, boeken?
‘Ik heb de eerste lichtjes er al in, hoor,’ roep ik naar boven.
Ik hoor voetstappen op de trap.
‘Ik ben even weg.’
Ze sjeest de straat uit op mijn fiets, want die gaat lekker hard en remt tenminste in tegenstelling tot haar eigen fiets.
Ik sta in de deuropening met een doos kerstballen in mijn handen. Uit de sloot stijgen twee eenden op. Ze vliegen een paar minuten naast haar op, koersen dan naar het oosten. Het dreigt een moeilijke wissel te worden. Ze trapt hard, trekt dan aan de remmen. Ze doen het. De eenden kruisen vlak voor haar langs. Ze draait zich om op haar zadel en zwaait lachend naar mij en de eenden.
Ik hang de ballen in de boom, doe de lichtjes aan.
Het met glaskorrels besneeuwde zilverkleurige kerkje zet ik op tafel, voor straks.
Ze mag er een mooi plekje voor uitzoeken.

Haar wangen gloeien. Haar krullen zijn verwaaid. Ze ruikt naar water, wind en aftershave.
Ze volgt met haar blik mijn wijsvinger en kijkt nietsziend naar het kerkje op tafel.
Haar schilderij, zegt ze. Het staat daar eenzaam in haar verre atelier. Het is nog slechts een ruwe opzet, maar nu heeft ze plotseling een idee, dat niet kan wachten. Het blijft maar borrelen.
Het heeft met de eenden te maken. Nee, het kan echt niet wachten.
Slapen doet ze toch niet.
Ze pakt het kerkje van tafel, staat ermee in haar handen, hulpeloos, zoekend naar een geschikte tak in de kerstboom, bijna angstig om een verkeerde plek te kiezen.
‘Maar het is bijna kerst,’ zeg ik.
‘Het moet er nu uit. Die koortsachtigheid hoort nu eenmaal bij het kunstenaarschap.’
Ze draait om de kerstboom met het kerkje in haar handen, maakt een wegwerpbeweging.
Die eenden hebben haar geïnspireerd.
Ze slingert het kerkje op de tafel en rent naar boven.
‘Kijk, kijk dan.’ Ze scrolt door de foto’s die ze zojuist heeft gemaakt. Ze was naar de rivier gefietst en had de watervogels gevolgd. Het stuntelige opstijgen, de snelheid, de formatie die ze kozen. Ze duwt het fototoestel onder mijn neus.
‘Maar het is bijna kerst. Je moet echt uitrusten. Na de kerst, begin eraan meteen na de kerst.’
Desmond zou komen kijken in haar atelier. Hij vond het een fantastic idea.
‘Desmond haatte toch die fucking landscape plaatjes van de Nederlanders.’ Uit mijn mond klinkt het pas echt bespottelijk.
Nee, ik begrijp het weer eens niet. Ze ging geen landschap schilderen. Het ging haar om de beweging, om de snelheid, om het kruisen van lijnen. Het ging om wat er gebeurt als een eenmaal ingeslagen koers niet meer veranderd kan worden, maar dat een mens remmen heeft en dat lijnen kruisen.. en de snelheid. De schoonheid van snelheid in een beweging. Ze struikelt over haar woorden. Desmond wil haar zien…

Haar onderlip trilt. Ze valt half over me heen. Ze heeft zo’n stresshoofd. Er zit zoveel in dat er uit moet en dan die stomme kerst… die fake plaatjes.
Ze drukt haar voorhoofd tegen het mijne. ‘Voel je het, voel je de stress?’
Ik teken met mijn vingertoppen cirkeltjes boven haar wenkbrauwen, over haar wangen, langs haar kin en oren en weer omhoog.
‘Het lukt nog’, zegt ze. ‘Je kunt me nog troosten en geruststellen.’
Dan staat ze op, schudt ze haar krullen op haar rug en loopt op hoge brekebenen de kamer uit, de gang door.
Een klerenhanger klettert op de plavuizen.
Daarna hoor ik de voordeur met een droge klik dichtvallen.
Haar krullen vlammen een moment op als ze onder de lantaarnpaal doorloopt.
Sweetheart you should know
The more you give the less you owe
Makes the heart beat slow
Under the light you’re beautiful
What more could I ask from you.